Van der Vorst, bij de Fontysgemeenschap ook bekend als columnist voor Bron, is al vaker met creatieve oplossingen gekomen voor digitale kwesties. Zo bedacht hij als alternatief voor Captcha het ‘mensvriendelijke’ Ceptcha. “Wereldwijd zijn er 192 websites die daar nu mee werken”, aldus Van der Vorst.
Nu heeft hij MMM-labels bedacht, waarbij MMM staat voor Me and My Machine. “Met dit idee hoop ik op een veel grotere wereldwijde standaard dan Ceptcha. Ik vind dit heel belangrijk en dat is ook de reden dat ik het heb gemaakt.”
De labels geven aan of en in welke mate je AI hebt gebruikt bij een productie. Er zijn vijf labels die elk hun eigen naam en logo hebben gekregen en waaraan in één oogopslag is af te zien hoeveel AI ergens bij is toegepast.
In mate van AI-gebruik aflopend zijn dat: lazy prompting (zo goed als alles door AI gemaakt), piggybacker (net als lazy prompting, maar met iets meer moeite gedaan om de juiste keuze te maken uit wat AI voorstelt), cyborg (uitgebreide prompting), handyman (AI slechts lichtjes gebruikt, bijvoorbeeld voor spellingscontrole of vertaling) en manmade (geen AI gebruikt).
Communiceren
“Je moet het goed uitleggen aan mensen, want niet iedereen begrijpt het even goed. De labels bepalen niet iets, dat doet de gebruiker. Maar je communiceert er wel over met iemand, en dat is mijn doel. Ik wil niet expliciet generatieve AI veroordelen. Maar wat ik veroordeel, is dat je er niet over communiceert in welke mate je het hebt gebruikt.”
Van der Vorst verwijst naar een tekst aan de muur in het gebouw TQ op Strijp-T waar Fontys ICT is gevestigd en hij lesgeeft. “De eerste zin van die tekst luidt: maak iedereen deelgenoot van hoe je het hebt gebruikt. Nou, dat dus.”
Zijn systeem is overigens niet specifiek bedoeld voor Fontys. “Iedereen kan er gebruik van maken. Al denk ik zelf wel dat de grootste winst te behalen is in het onderwijs. Er zijn studenten die echt net zo schrijven alsof het een AI-gegenereerde tekst is. Door die labels te gebruiken, kunnen zij duidelijk maken dat zij het zelf hebben geschreven. Of niet.”
Maar wie zegt dat een student, of wie de labels dan ook mag gebruiken, niet gewoon keihard liegt? “Natuurlijk. Ook als je het van tevoren vraagt, kunnen ze nog steeds liegen. Maar dan kun je er in elk geval het gesprek over voeren. En door ernaar te vragen, verander je het speelveld.”
Papers
Voor sommige taken en producties is het minder of zelfs niet gewenst dat AI wordt ingezet. De meeste journalistieke producties bijvoorbeeld. Of, afhankelijk van hoe het wordt ingezet, de rechtspraak. “En als het om onderwijs gaat: bij wetenschappelijke papers kan en mag het uiteraard hooguit een handyman- of cyborglabel hebben.”
En in de creatieve sector? Ach, wie ooit de documentaire ‘Zij gelooft in mij’ over André Hazes heeft gezien, weet dat het inzetten van hulpmiddelen niets nieuws is. “Die haalde er inderdaad het rijmwoordenboek bij om zijn teksten te schrijven. Zeker weten dat als hij nu nog had geleefd, dat Hazes dan van AI gebruik had gemaakt.”
Als het om zijn labels gaat, meent Van der Vorst dat er heel wat sectoren zijn waar die prima zijn te gebruiken. “In elk geval al overal waar overheden of instanties communiceren met cliënten, studenten, burgers, patiënten, noem maar op. Vroeger kreeg je brieven van bijvoorbeeld de gemeente waaronder dan stond vermeld: dit schrijven is automatisch gegenereerd. Zo moet je deze labels ook zien: het is gewoon een beleefde manier van doen.”
Bron: bron.fontys.nl